Steek. Je. Hand. Uit!

Je hand uit steken. Een hele basale handeling. Die je al vroeg leert van je ouders of in elk geval opvoeder. Of op school. Voor je verkeersexamen.

Wat maakt het dan toch dat het op latere leeftijd steeds lastiger lijkt te zijn om je hand daadwerkelijk uit te steken? Om te laten zien welke kant je op gaat?

 

 

 

Ik weet het nog goed. Verkeersexamen op de lagere school. Regeltjes opvolgen was niet per se mijn sterkste kant. En al helemaal niet in het verkeer.

Natuurlijk keek ik best goed om me heen voordat ik overstak. Maar ik riep ook altijd tegen mijn moeder: auto's hebben ook een rem! Of: ik heb toch voorrang?

Het verkeersexamen was dus wel een uitdaging. Voor mij, maar ook voor mijn ouders. Hoe krijg je immers dan onbesuisde kind in het gareel? Oefenen bleek het toverwoord.

's Avonds fietsten we het rondje dat we ook tijdens het examen gingen fietsen. En bij elke afslag riep mijn moeder: steek je hand uit! En bij elk stopbord: STOPPEN!

Je reinste indoctrinatie.... maar het werkte wel! Ik slaagde met vlag en wimpel en was de trotse bezitter van een verkeersdiploma. Dat de rest van de klas net zo goed slaagde en ook dat diploma had maakte geen zier uit. Ik had het gered!

Ook kleinste handigheidjes als: altijd aan de verkeerde kant van de weg lopen zodat je het verkeer aan ziet komen, zijn bij me blijven hangen. En toen ik eenmaal bezig ging met het leren van autorijden viel me helemaal op dat fietsers echt ongeleide projectielen zijn op de weg. Dat vliegt maar van hot naar her op die fiets. Remt plotseling, slaat af zonder het aan te geven of gooit zonder enige indicatie opeens het stuur naar links of rechts. Om een kunstje uit te halen, of gewoon om lollig te zijn tegenover de vrienden.

 

Sinds een aantal jaren wandel ik weer graag, veel en ver. Een klein simpel onderdeel daarvan is dat ik probeer om elke ochtend naar het station te lopen. Probeer, omdat ik soms écht niet mijn bed uit kan komen en dan op de fiets ga (scheelt toch weer 7 minuten).

Tijdens mijn wandeling loop ik door de straatjes van Assendorp om steeds dichterbij dat station te komen.

Het grootste gedeelte van de route is letterlijk recht toe, recht aan. Geen afslagen om te nemen, geen mensen die je van de sokken af fietsen.

Tot het laatste stukje.. Daar moet ik een weg oversteken, langs een fietspad lopen, een fietspad oversteken en nog twee keer een weg oversteken.

Dan gebeurt het regelmatig dat ik netjes op de stoep sta te wachten totdat een fietser passeert, die vervolgens vlak naast mij gewoon afslaat (en dus niet langs mij heenrijdt). En waarvoor ik dus voor jan-met-de-korte-achternaam heb staan wachten. ONHANDIG.

Helemaal als je 's ochtends al weinig tijd hebt en elke minuut er 1 is die je nog in bed had kunnen liggen.

Bij het oversteken van de een-na-laatste weg is het helemaal irritant. Je steekt die weg over in veronderstelling dat de fietsers die eraan komen, daar niet langs fietsen. Ze steken immers hun hand niet uit, dus gaan ze vast rechtdoor.... Hoe vaak het me ondertussen al overkomen is dat ik midden op de weg stil sta omdat er toch weer een fietser aankomt... ik ben de tel al kwijt. En dan dat zuchtje van die fietser, *zucht* weer zo'n irritante wandelaar die niet uitkijkt. Staat ze weer midden op de weg. Ze ziet toch dat ik eraan kom? NEE! Dat zie ik dus niet! Want. Je. Steekt. Je. Hand. Niet. Uit!

Keer op keer vraag ik me af: is het dan werkelijk zo moeilijk? Serieus? Kom op zeg, steek gewoon die poot uit!

 

En dan is het vrijdagochtend. De laatste dag voordat ik twee weken vakantie heb. Ik moet nog veel doen en kan dus niet een trein later pakken.

Ik sleep mezelf uit bed, maak mijn alom beroemde beschuitjes met hagelslag en sjok door het huis. Oké, vooruit, ik mag met de fiets naar het station.

Beneden aangekomen in de berging, staat mijn mooie Brik fiets naar me te shinen. Met een platte achterband. *Zucht*

Dan pak ik maar mijn oude nieuwe opoefiets. Met weliswaar sterke, hard-opgepompte-banden, maar belabberde achteruit-trap-remmen. Dat wordt dus rustig aan fietsen.

Op mijn dooie akkertje fiets ik naar het station, steek netjes mijn hand uit als ik naar links ga, steek netjes mijn hand uit als ik vervolgens naar rechts ga en dan hop, in de ankers, er komen fietsers van links. Ik wacht netjes, stap weer op mijn bibberige opoefiets en sla af. Staat er opeens een wandelaar midden op de weg stil! *Zucht* ziet die wandelaar dan niet dat ik eraan kom?

 

Nee Wendy, dat zag die wandelaar niet. Je. Stak. Namelijk. Niet. Je. Hand. Uit!

Ik was zo druk met het opstappen van mijn fiets dat ik vergat mijn hand uit te steken.... Sorry wandelaar! Volgende keer, als ik ga wandelen zal ik niet meer zuchten en steunen. En zal ik netjes wachten totdat de fietsers gepasseerd zijn. Want ze zijn vast allemaal te druk met het opstappen van hun fiets. Of                                                                                                                                           met het haasten naar de trein.

Reactie schrijven

Commentaren: 0